top of page
MAAK KENNIS MET HET WILD
Safari-Joggen is de meest avontuurlijke hardloopactiviteit van Nederland en combineert op een unieke manier hardlopen met het spotten van Wild. Onder leiding van een hardlopende gids gaan kleine groepjes hardlopers bij zonsopgang of zonsondergang de natuur op zoek naar (grof)wild. De gids kent het terrein en de omgeving door en door en heeft een ontwikkeld oog voor het spotten van wild. Hierdoor is de kans op een ontmoeting met een damhert, wilde zwijnen, das, vos of de koning van de Veluwe: Het Edelhert groot. Om de kans op het zien van wild zo groot mogelijk te maken vertrekken we ’s ochtends vroeg bij zonsopgang of ’s avonds tegen de schemering.
EDELHERT (CERVUS ELAPHUS)
Het edelhert heeft in de zomer een roodbruine vacht (de soort wordt ook wel roodwild genoemd) die in de winter grijsachtig bruin is. Het edelhert heeft grote oren en het staartstuk heeft een kenmerkende witte kleur (spiegel). Mannelijke edelherten dragen een gewei, in het 1ste jaar is dat een spiesgewei, daarna volgen vertakkingen (enden) tot wel 13 per gewei. Tijdens de bronst heeft het mannetje een opgezwollen hals. Edelherten kunnen erg goed horen, ruiken en zien (tot wel op 300 m afstand).
Afmetingen
Kop-romplengte: 180-210 cm (M), 150-180 cm (V), schofthoogte 90-125 cm. Gewicht: 95-200 kg (M), 55-90 kg (V), Gewei tot 15 kg.
​
Leefgebied Nederland
Veluwe, Oostvaardersplassen en Weerterbos. Het edelhert leeft van oorsprong in open bossen. Inmiddels aangepast naar heide, loof en dennenbos en zelfs uiterwaarden en moerassen.
​
Leefwijze
Het edelhert leeft in roedels. Hindes en kalveren leveren samen (kaalwild roedels) en de mannelijke herten leven samen in aparte roedels. Tijdens de Edelhertenbronst zoeken de herten de kaalwild roedels op om te paren.
​
Voedsel
Edelherten zijn van nature grazers en eten voornamelijk grassen, kruiden maar ook boomschors, loofblad en wortels.
​
Paartijd
Van half september tot half oktober vindt jaarlijks het meest spectaculaire paringsritueel in de Nederlandse natuur plaats: De Edelherten bronst. Tijdens de bronst imponeren de edelherten mannetjes elkaar middels het kenmerkende “Burlen”. De mannetjes maken modderputten met hun gewei of ze gebruiken natte plekken in het terrein, die ze met urine en sperma besprenkelen (zoelbaden). Hierin wentelen ze zich. Met het laagje modder dat zo op hun huid ontstaat, imponeren ze de vrouwtjes. In de strijd om een hinde of roedel komt regelmatig tot een duel tussen 2 mannetjes waarbij het recht van de sterkste overwint. De winnaars blijven bij de hindes en “beslaan”de hindes om zich zo voort te planten.
​
Draagtijd & Leeftijd
Draagtijd ca 8-8,5 maanden, geboorte eind mei, begin juni. 1 kalf per hinde. De jongen (kalveren) hebben een bruine vacht en kenmerkende witte stippen die na een aantal maanden verdwijnen. Kalveren worden 6-10 maanden gezoogd. Edelherten worden gemiddeld ca 15 jaar oud met uitschieters naar 25 jaar.
​
Sporen
Hoefafdrukken hindes 6-7 cm lang en 4-5 cm breed, edelhert mannetjes ca 2 cm groter. Duidelijk zichtbaar zijn de wildwissels (veel belopen paden door bas/heide), vraatsporen aan boombast en loofblad ook kenmerkend voor het edelhert. Daarnaast kunnen ieder jaar de afgeworpen geweien worden gevonden (Stangen zoeken) en treffen we regelmatig plukken grijze wintervacht aan. Uitwerpselen: Dikke donkere keutels 20-30 mm lang en 13-18 mm in doorsnee.
DAS (MELES MELES)
De Das is het grootste landroofdier van Nederland. Kenmerkend zijn de zwart wit gestreepte kop, de zwart witte vacht en witte staart (met geurklieren). Dassen hebben korte poten en lange nagels om mee te graven.
Afmetingen
Kop-romplengte: 65-80 cm, lengte staart 12-17 cm
Gewicht: 6,5 –-16 kg
​
Leefgebied Nederland
Verspreid over Nederland, met name op de Veluwe, Oost-Brabant en Zuis Limburg. Que leefgebied heeft de das een voorkeur voor gevarieerd bos (beschutting) en akker/weidelandschap (voedsel) met houwallen. In verban d met het graven van burchten moet de grondwaterstand < 1,5 m1 zijn.
​
Leefwijze
De das is een nachtdier dat al in de schemering actief wordt. Dassen wonen in families (3-6 leden) waarbij het mannetje dominant is. Dassenfamilies leven gezamenlijk in zelfgegraven burchten. De dassen hebben verschillende gangen en kamers. Deze worden bekleed met mos en dennennaalden. In de winter zelfs afgestopt om de kou buiten te houden.
​
Voedsel
Dassen zijn slechte jagers doordat ze veel geluid maken tijdens het speuren. Dassen zijn daarom alleseters die eten wat op hun pad komt: voornamelijk regenwormen maar ook insecten, bessen, wortels, eikels en paddenstoelen.
​
Paartijd
Dassen zijn niet monogaam maar paartjes blijven vaak hun leven bijeen. De paring vindt plaats in het voorjaar of de zomer.
​
Draagtijd & Leeftijd
De geboorte (een worp) bestaat uit ca 4-5 jongen en vindt plaats in februari-maart na een draagtijd van 7 weken. Dassen worden gemiddeld 5-6 jaar oud, dit kan incidenteel oplopen tot 15 jaar.
​
Sporen
De pootafdruk van een das is maanvormig en de nagels zijn duidelijk zichtbaar. De nagels zijn ca 3 cm lang en de complete afdruk is 5-6 cm breed. Rondom een burcht zijn veel graafsporen met opeenhoping van zand en nestresten (mos/naalden). Uitwerpselen: Worstvormig, kleus afhankelijk voedsel. Niet makkelijk vindbaar omdat de das z’n uitwerpselen begraaft.
REE (CAPREOLUS CAPREOLUS)
De ree is het kleinste in Nederland voorkomende hertensoort. De kleur verandert in het seizoen van licht oranje (voorjaar) tot grijs bruin. Achterwerk is wit(geel) en wordt spiegel genoemd. Reeen hebben grote oren en grote bruine ogen. Het mannetje (reebok) heeft een gewei met maximaal 3-6 vertakkingen. Jaarlijks wordt het gewei afgeworpen van november-januari.
Afmetingen
Kop-romplengte: 95-140 cm (M), schofthoogte 60-90 cm
Gewicht: 16-35 kg, gewei tot ca 25 cm lang
​
Leefgebied Nederland
Geheel Nederland in bosrijke omgeving met open velden, landbouwgronden en heidevelden. Voorkeur voor overgang loofbos weidegrond in verband met dekking en voedsel.
​
Leefwijze
Reeën leven in de zomer voornamelijk solitair en begeven zich binnen vaste gebieden en paden (wissels). Het territorium van een reebok omvat vaak meerdere territoria van reegeiten (vrouwtjes). Reeën zijn voornamelijk actief rondom de schemering.
​
Voedsel
Grassen, kruiden, heide, scheuten en bladeren. Reeën zijn herkauwers.
​
Paartijd
De paartijd (reeën bronst) vindt plaats in juli en augustus. voorafgaand aan de paring rent de reebok rondjes achter de reegeit aan totdat deze beslagen kan worden.
​
Draagtijd & Leeftijd
Bij reeën komt een verlengde draagtijd waarbij het embryo pas in december tot ontwikkeling komt. De jongen worden in mei/juni geboren. Maximale leeftijd voor een ree bedraagt 20 jaar, maar in de regel ca 8 jaar oud. Reegeiten worden ouder dan reebokken.
​
Sporen
De hoefafdrukken zijn slechts 4,5 cm lang en kleiner dan van het damhert. Vraatsporen aan met name sparren en knollen zijn ook duidelijk zichtbaar. Het gewei van een reebok wordt jaarlijks afgeworpen en is dus ook te vinden in de natuur. Uitwerpselen: Donkere keutels 10-13 mm lang en ca 7 mm in doorsnede.
VOS (VULPES VULPES)
Een vos is maar weinig groter dan een flinke kat en heeft een oranjebruine, rode of bruingrijze vacht, korte poten en een langgerekt lichaam. De rug is donkerder dan de flanken en de buik is grijs tot bijna wit. De vos heeft een goed gehoor en reuk maar ziet minder scherp.
Afmetingen
Kop-romplengte: 50 - 80 cm, Staart: 33 - 50 cm
Gewicht: 3,5 - 10 kg. Het mannetje (rekel) is groter dan het vrouwtje (moer)
​
Leefgebied Nederland
Oostelijke en Zuidelijke provincies en Utrecht), Duinstrook tussen Noord- en Zuid-Holland (uitgezet door mensen). De vos komt in vele leefgebieden voor, zowel in bos en parken, heide en venen, duinen, polders en landbouwgebieden maar ook aan de randen van of in dorpen en steden. Hij leeft waar voldoende voedsel en dekking is en jaagt bij voorkeur in het overgangsgebied van biotopen omdat daar het meeste voedselaanbod is.
​
Leefwijze
De vos is een schemer- en nachtdier. Vossenparen (mannetje, vrouwtje en jongen) leven samen in een territorium. Holen worden meestal alleen door de wijfjesvossen gebruikt om in te slapen, in winter en voorjaar, als ze drachtig zijn of kleine jongen hebben.
​
Voedsel
Kleine knaagdieren (vooral woelmuisen) en haasachtigen (haas, konijn) . Vogels en insecten, eieren, bessen, afgevallen fruit, aas en afval wordt gegeten. Kleine prooidieren worden op het gehoor gevangen. “surplus killing”: het doden van alle levende beesten (zoals bij kippen in gevangenschap) komt voort uit instinkt om genoeg voedsel voor de jongen te leveren die veelal al op jonge leeftijd omkomen.
​
Paartijd
December tot februari. Enkele dagen lang volgt het mannetje het vrouwtje overal waar ze gaat en voorkomt zo dat andere mannetjes met ‘zijn’ vrouwtje paren. De paring duurt vrij lang omdat het mannetje een tijdje aan het vrouwtje blijft vastzitten. In de dagen voor de geboorte blijft het vrouwtje in haar hol.
​
Draagtijd & Leeftijd
Draagtijdca. 53 dagen geboorte maart/april gemiddels4 tot 5 jongen geboren in een klein hol onder boomwortels of in een rotsspleet. De jongen hebben een donkergrijsbruine kleur. In het wild worden vossen 9 jaar oud, in gevangenschap tot wel 15 jaar.
​
Sporen
De prent van een vos lijkt op die van een hond maar is slanker. Van de vier tenen, met nagelafdruk staan de buitenste tenen geheel achter de binnenste tenen. Uitwerpselen: afhankelijk van het voedsel, sterk wisselend.
DAMHERT (DAMA DAMA)
Het damhert staat wat formaat betreft tussen ree en edelhert in. De kleur van zijn vacht is donderbruin/zwart (Veluwe) of roodbruin voorzien van witte vlekken (Duingebieden) oorspronkelijk roodbruin, zwart of gevlekt, maar er komen (ook binnen één roedel) veel kleurvarianten en zelfs effen zwart en geheel witte exemplaren voor. Bovendien heeft het damhert een zomervacht en wintervacht die qua kleur van elkaar verschillen. Bij alle dieren loopt een donkere aalstreep vanaf de staartwortel over het laatste deel van de rug. Zijn staart is opvallend lang met aan de bovenzijde een donkere lengtestreep. Hij heeft donkere ogen, grote oren die duidelijk aan de zijkant van de kop uitsteken. Volwassen mannetjes hebben een opvallende adamsappel en een schoffelvormig gewei.
Afmetingen
Kop-romplengte: 130-170 cm (M), 110-140 cm (V), schofthoogte 75-95 cm
Gewicht: 50-100 kg (M), 35-55 kg (V), gewei tot ca 12 kg.
Leefgebied Nederland
Veluwe, Kennemerland, Walcheren en incidenteel Utrechtse Heuvelrug. Leeft voornamelijk in lichte loofbossen en gemengde bossen met dichte onder-begroeiing (grassen en bessen).
Leefwijze
Damherten leven in roedels. Volwassen hindes met jongen in roedels van 5-10. De mannetjes leven apart in herten roedels. Tijdens de winter kunnen grote samengestelde roedels ontstaan. daarnaast vormt de bronstperiode het moment dat “bronstige” mannetjes op zoek gaan naar een roedel hindes om te paren.
​
Voedsel
Grassen, bessen, heide, schors en loofbladeren.
Paartijd
Vanaf 2de helft oktober (na de edelhertenbronst) vindt jaarlijks de damherten bronst plaats. De damhertenbronst start met (schijn) gevechten van de mannetjes om een bronstplaats. De bronstplaats wordt gemarkeerd met schuren en geursporen. Afwijkend van het edelhert laat het damherten mannetje een roestig/boerend geluid horen om de hindes te imponeren.
​
Draagtijd & Leeftijd
Draagtijd ca 230 dagen, waarna in mei de jongen (kalveren) worden geboren. Een kalf wordt tot 12 weken gezoogd. Maximale leeftijd van een hinde is ca. 16 jaar, terwijl herten slechts 8-10 jaar oud worden.
​
Sporen
De hoedafdrukken zijn aanmerkelijk kleiner dan dat van een edelhert 8 cm (M) to 5-6 cm (V). Daarnaast zijn er de kenmerkende wildwissels (looppaadjes), vraatsporen aan blad en bast. De mooiste trofee is misschien wel het damhertengewei (Schauffel) dat jaarlijks wordt afgeworpen en dus ook in het bos te vinden is. Uitwerpselen: Donkere keutels 15 mm lang en 8-10 mm in doorsnede.
WILD ZWIJN (SUS SCROFA)
Het wildzwijn, ook wel zwart-wild genoemd, heeft een donkere borstelige vacht, gedrongen uiterlijk en een langwerpige snuit met grote oren. Het mannetje (keiler) heeft grote slagtanden in de onderkaak. Biggen of frislingen hebben bij de geboorte een zogenaamde “pyama vacht”: lichtbruin met wit/gele strepen.
Afmetingen
Kop-romplengte: 140-180 cm (M), 130-170 cm (V) schofthoogte 60-115 cm. Gewicht: 45-140 kg
​
Leefgebied Nederland
OP de Veluwe, Limburg, Oost-Brabant en Rijk van Nijmegen. Gemengde loofbossen met veel eiken en beuken. Aanwezigheid van natte/moerassige plekken (zoelen) maar ook oude landbouwgronden of akkers.
​
Leefwijze
Wilde zwijnen zijn nacht en schemerdieren. Met hun snuit ploegen ze de grond om op zoek naar voedsel. Mannetjes leven solitair, vrouwtjes en jongen in groepen (rotte genoemd). Overdag rusten de zwijnen in gegraven kuilen (ketels) in naaldbossen.
​
Voedsel
Alleseters, afhankelijk van het seizoen: mast (eikels/beuken nootjes), wortels, regenwormen insecten maar ook aas indien dit aanwezig is. In de zomer lusten ze graag bosbessen.
​
Paartijd
De paartijd (raustijd) vindt plaats in november-januari. Het gaat er heftig aan toe want onder de gevechten tussen mannetjes vallen regelmatig doden. ter bescherming ontwikkeld het mannetje een plaat van kraakbeen.
​
Draagtijd & Leeftijd
De draagtijd van een zeug is ca. 4 maanden en in april/mei worden de biggen of frislingen geboren. Gemiddeld worden er 7 biggen geboren die tot 2 maanden worden gezoogd. Zeugen zijn tijdens de 2 maanden zeer fel naar omstanders ook omdat keilers tot kannibalisme in staat zijn. Wilde zwijnen worden in de regel 8-10 jaar oud.
​
Sporen
Meest kenmerkend zijn de vroetsporen in landbouwgrond, langs paden en asfaltwegen. Ook veegsporen en haren in zoelplaatsen zijn goed te ontdekken. Hoefafdrukken zijn ca 12 cm lang en 5-7 cm breed. Uitwerpselen: Strengen tot 7 cm, kleur afhankelijk van het voedsel.
bottom of page